Open vuur

Vuurschalen, vuurkorven en kampvuren zijn erg populair. Zo een open vuur is heel gezellig maar jammer genoeg niet zonder gevaar. Eigenlijk raden wij het gebruik ervan af, omwille van het risico op brand. Toch graag een vuurtje stoken in openlucht? Dan geven wij je enkele tips om dit op een veilige manier te doen. 

Een leuke, zomerse dag afsluiten met een heerlijke barbecue of een knetterend kampvuur, gezellig toch. Of tijdens een sneeuwbui rond een warme vuurkorf staan… Gezellig toch!? Maar mogen we zomaar een vuurtje aansteken? Waar moet ik op letten bij het maken van een kampvuur? Wat kan er fout gaan?

Een goede voorbereiding schakelt al wat risico’s uit.

Mag je vuur maken?

Kampvuurke Kook
Affiche Kampvuurke kook: waar en wanneer mag je koken op open vuur.

Kijk eerst en vooral of je wel een (kamp)vuur mag maken. Dit kan je nakijken op de website van het agentschap natuur en bos. 

Bij code groen of geel mag je een vuurtje maken, bij code oranje of rood is dat verboden.

Koken in openlucht op een open vuur mag, op voorwaarde dat:

  • het in het kader van een kamp of bivak gebeurt
  • het op een daartoe voorziene plaats gebeurt
  • géén brandbare materialen in de buurt
  • géén brandversneller gebruiken
  • nooit een vuur onbeheerd achterlaten
  • zorg dat je blusmiddelen bij de hand hebt, zoals emmer water, zand en eventueel een blustoestel

Richtlijnen voor een veilig kampvuur

Kampvuurke Stook
Affiche Kampvuurke Stook: waar en wanneer mag ik een kampvuur maken.

1. Een kampvuur maak je op een veilige afstand van elke bebossing en/of bebouwing. Voor bossen is dit minimum 25 meter, voor heide minimum 100 meter.

2. Je moet toestemming van de eigenaar van de grond hebben voor het maken van een kampvuur.

3. Als er een ingerichte plaats voorzien is voor het maken van kampvuren, dan moet je deze plaats gebruiken.

4. De hoogte van de brandstapel is maximum 2 m. De diameter van de stapel is maximum:

  • 1,5 m voor kampvuren in de zomer
  • 4 meter voor kampvuren in de winter

5. Rond de brandhaard breng je een veiligheidszone aan die even breed is als de diameter van de brandstapel. Deze veiligheidszone is niet toegankelijk voor het publiek.

6. De hellingshoek gevormd door brandstapel en ondergrond mag de 60° niet overschrijden.

7. Als de ondergrond van de brandhaard en de bijhorende veiligheidszone niet van aarde is, dan moet je deze ondergrond bedekken met een laag vochtige aarde of zand van minstens 5 cm dik, alvorens met de opbouw van de brandstapel te beginnen.

8. Je moet de brandstapel zodanig bouwen dat brandende stukken niet buiten de brandhaard kunnen vallen. Je moet de stapeling zo uitvoeren dat de dikste en zwaarste stukken zich onderaan en in het midden van de brandstapel bevinden, terwijl je de dunnere en lichtere stukken aan de buitenzijde plaatst.

9. Als brandstof mag je alleen onbehandeld droog hout of houtskool gebruiken. Afval verbranden is verboden.

10. Het advies voor het kampvuur is onder opschortende voorwaarde van omgevingsfactoren:

  • Als een code ROOD of ORANJE is afgekondigd op basis van de brandrisicocode, dan is ons brandweeradvies automatisch ongunstig voor het aanmaken van het kampvuur. De vermelde risicocodes kun je raadplegen via www.natuurenbos.be
  • Als organisator van een kamp(vuur) moet je rekening houden met de weersomstandigheden en hiertoe de gepaste maatregelen nemen
  • De waarschuwingen in verband met het weer kun je raadplegen via www.meteo.be. Waarschuwingen inzake wind of onweer van risicocodes GEEL of ORANJE leiden tot opschorten van het kampvuur 
  • Bij een windkracht van meer dan 4 Beaufort moet het kampvuur afgelast worden

11. Tussen 23 juni en 30 september: Alleen bij kleurcode GROEN is het toegestaan om in de natuur te roken of om vuur te maken, behoudens koken in het kader van kamperen op vaste plaatsen en mits het nemen van de nodige voorzorgsmaatregelen.

Dit geldt in de volgende gebieden:

  • Bossen
  • Natuurreservaten
  • Natuurdomeinen
  • Openbare terreinen waarvoor een natuurbeheersplan is opgesteld
  • Private terreinen waarvoor een natuurbeheersplan is opgesteld

12. De voorraadstapels of opslagplaatsen bevinden zich op minstens 25 m afstand van het kampvuur. Ze moeten vlot bereikbaar zijn voor de brandweer.

13. Je steekt het vuur wordt enkel aan met klein hout, papier en eventueel aansteekblokken. Benzine, gasolie, petroleumderivaten, afval of andere vloeibare brandstoffen zijn hierbij streng verboden.

14. Als organisator zorg je er voor dat in de onmiddellijke omgeving van het kampvuur geen obstakels zijn waarover personen kunnen vallen of struikelen.

15. Als organisator zie je er op toe dat de personen die rond het kampvuur zitten geen kleding dragen die gemakkelijk ontbrandt of smelt zoals nylon, polyester, rubber regenjasjes, fleece,...

16. Tenten in de omgeving van de vuurhaard beschikken over tentzeil van moeilijk ontvlambaar materiaal, brandgedrag klasse A2 of M2. De organisator moet dit kunnen aantonen aan de hand van een attest of het tentenboek.

17. Het kampvuur wordt gehouden onder constant toezicht van een meerderjarige. Deze persoon of personen worden hiervoor persoonlijk aangesteld door de organisator en zijn niet onder invloed (van drugs, alcohol, ...).

18. Je mag het vuur niet onbewaakt achterlaten totdat het volledig uitgedoofd is.

19. Als organisator zorg je voor voldoende blusmiddelen. Minimaal dienen volgende eisen te worden nageleefd:

  1. Er moeten minimaal 3 snelblustoestellen - van het type 6 kg ABC poeder of van het type water/schuim met minimaal 1 bluseenheid (6 of 9 liter) - voorzien zijn in de onmiddellijke omgeving van de veiligheidsperimeter. Deze blustoestellen moeten voldoen aan de NBN EN3. De toestellen moeten tevens een sticker dragen met het BENOR kenmerk. --> Elk blustoestel heeft een onderhoud gekregen in de loop van de laatste 12 maanden. De onderhoudsvereisten zijn vastgesteld in de norm NBN S21-050 “inspectie en onderhoud van draagbare brandblussers”. Bij ontstentenis van snelblustoestellen dient een waterslang onder druk in de nabije omgeving aanwezig te zijn. --> Er zal steeds voldoende zand en spades aanwezig zijn voor het afdekken van het vuur.
  2. De blusmiddelen/waterslang moeten bedrijfsklaar zijn en op een goed zichtbare en gemakkelijk bereikbare plaats worden opgesteld. Elke medewerker moet deze blusmiddelen kunnen gebruiken en moet ingrijpen bij het minste gevaar.
  3. De brandkranen in de onmiddellijke omgeving van de locatie worden altijd vrijgehouden en zijn gemakkelijk bereikbaar voor de brandweer.

20. De toegangswegen naar de inrichting of kampplaats moeten altijd vrij toegankelijk zijn en zijn gemakkelijk bereikbaar voor de hulpdiensten.

21. De organisatie stelt alles in het werk om:

  • het ontstaan, de ontwikkeling en de voortplanting van brand te voorkomen;
  • de veiligheid van de aanwezigen te waarborgen;
  • de eventuele tussenkomst van de brandweer te vergemakkelijken;
  • de omwonenden van het terrein waarop de verbranding plaatsvindt in kennis te stellen van de activiteit.

22. Je dooft de vuurhaarden altijd met een overvloedige hoeveelheid water en je verwijdert de resterende brandstof zo spoedig mogelijk.

23. Na afloop van het kampvuur voer je als organisator een rondgang uit op het terrein van het kampvuur en controleer je de brandhaard en de directe omgeving zorgvuldig op achtergebleven vuurresten. Je dooft deze resten. Besprenkel met water en/of dek af met voldoende nat zand.

24. Als organisator herhaal je deze controle één uur later nog eens.

Bedankt om hiermee rekening te houden!