Vandaag vormt de brandweer van Hasselt een modern uitgerust onderdeel van de hulpverleningszone Zuid-West Limburg, met hedendaags materiaal en goed opgeleide brandweermensen. Maar zo begon het verhaal van post Hasselt niet. Een terugblik.
Aan al die vernieuwingen gaat een rijk verleden vooraf. Al 600 jaar is er over brandbestrijding in Hasselt informatie in de archieven terug te vinden. We geven je hier een ruime samenvatting.
Het prille begin
- In de nacht van 27 september 1615 (kermisweek) ontstond een brand in een bakkerij in de Demerstraat. Bij deze brand werden 36 huizen, gelegen vanaf de Witte Nonnenstraat tot voorbij de Molenpoort, vernield .
- Natuurelementen teisterden Hasselt herhaaldelijk. In 1578, 1664, 1725 en 1728 werd de Sint-Quintinuskerk als hoogste en kwetsbaarste gebouw getroffen door de bliksem.
Brandpreventie, in de vorm van gedragscodes, werd al van in de Middeleeuwen aan de Hasselaren opgelegd. Niet onlogisch gezien de grote brandbaarheid van de woningen in deze periode. Het gebruik van vuur bij feestelijkheden was zelfs in 1639 al strikt gereglementeerd. Sint-Maartensvuren werden toen zelfs verboden. De eerste vormen van de organisatie van brandbestrijding door de gemeente gaan terug tot begin 19de eeuw (onder Nederlandse bezetting), toen een brandweerreglement van 12 juli 1827 de gemeenten verplichtte om blusmateriaal aan te schaffen en het personeel op te leiden.
Het spreekt voor zich dat in vroegere tijden alle burgers moesten helpen blussen en dat van een vergoeding geen sprake was. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werden door de politieagenten de namen van de vrijwillige blussers genoteerd om nadien een schamele vergoeding te betalen aan deze blussers.
Feitelijk was er vanaf het Franse bewind (18de eeuw) tot ver in 20ste eeuw geen sprake van ‘brandmeesters’. Brandbestrijding was een taak voor steeds wisselende groepen van mensen: politieagenten, garnizoensoldaten, kloosterlingen, stadswerklieden en ook de burgers zelf. De enige rode draad was dat het bevel meestal door de politiecommissaris gevoerd werd.
De eerste brandweervrijwilligers
Toen in 1894 de politiekazerne aan de Walputstraat (ja, daar waar je nu gezellig iets kunt gaan drinken of eten) gebouwd werd, werd dat ook de uitvalsbasis voor de eerste brandweervrijwilligers, op dat ogenblik niet meer dan een vereniging kameraden, enthousiast maar niet geoefend en slecht uitgerust. Het weinige materieel dat er was stond opgeborgen in de ‘souterrain’ van het stadhuis.
De eerste georganiseerde pogingen om een korps van vrijwillige brandweermannen in Hasselt op te richten dateren uit het laatste kwart van de 19de eeuw. In 1894 was de oprichting van een vrijwillige brandweer in de Walputstraat, achter het stadhuis, door ‘commandant’ Pulinx (een oud-onderofficier) een feit. De inzet was er maar de bekwaamheid ontbrak nog vrijwel volledig en bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stond Hasselt op het gebied van de bescherming van de bevolking nergens.
De gemeentelijke ongewapende brandweer (1916)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog, onder bezetting van de Duitsers (en Duitse subsidies...) en mede door de Deutsche Gründlichkeit, ontstond een nieuw tijdperk voor de brandweer op technisch en organisatorisch vlak. In 1915 werd de eerste échelle roulante geleverd. Het was onder impuls van de Duitse bezetter dat de gemeenteraad in januari 1916 ‘De Gemeentelijke Ongewapende Brandweer’ vormde. ‘Ongewapend’ om duidelijk te maken dat politie- en brandweerwerk niet langer door dezelfde mensen uitgevoerd werd. Armand Robben werd aangesteld als luitenant-bevelhebber en het korps bleef onderdak in de kazerne aan de Walputstraat samen met de politie. Dat eerste vrijwilligerskorps bestond uit 5 vrijwillige kaderleden en 23 vrijwillige brandweermannen onder leiding van commandant Armand Robben, die de brandweer tijdens de oorlogsjaren als een geoefend en georganiseerd korps liet optreden.
Na de oorlog en zonder de druk van de Duitse bezetter verdween de aandacht voor de organisatie. De vrijwilligers werden afgedankt en de brandweer werd weer toevertrouwd aan de politie en stadswerklieden. De ellendige toestand van de politiebrandweer en een brand in het Gelatinefabriek (29/09/1927), waar de brandweer alweer een slechte beurt maakte, dwongen het stadsbestuur tot aankopen van brandbestrijdingsmateriaal. In 1928 werd een eerste autopomp (Renault) aangekocht. Commissaris Colemont poseerde fier, samen met enkele agenten en rijkswachters, voor deze wagen.
Vanaf 1935 werd op basis van 3 Koninklijke Besluiten door de hogere overheid een organisatie van de brandweer verplicht opgelegd aan de stadsbesturen. Een gevolg hiervan is dat de gewestelijke groep Hasselt afspraken maakte met de omliggende gemeenten inzake de bescherming en de kosten hiervan. De bescherming van deze gemeenten werd eveneens per interventie aangerekend aan de beschermde gemeenten. De door de hogere overheid opgelegde eisen inzake de organisatie en bezetting van een gemeentelijk brandweerkorps waren tot aan de mobilisatie in 1940 helemaal niet vervuld.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
Onmiddellijk na de 18-daagse veldtocht begon de Duitse bezetter met het inrichten van het stedelijke brandweerkorps. Op 28 mei 1940 werd door commissaris Colemont reeds een inventaris van het materiaal opgemaakt waaruit bleek dat dit totaal ontoereikend was voor het korps en voor de Hasselaren. Op 11 november 1940 werd een grondreglement voor de stedelijke brandweer door de gemeenteraad goedgekeurd en op 6 januari 1941 werd eindelijk een oproep gedaan tot aanwerving van kandidaat-brandweermannen. Feitelijk was het een aankondiging voor de aanwerving van een ‘geheel brandweerkorps’ in één keer.
Net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het bevel over de brandweer weggenomen bij de politiecommissaris. De bij oorlogsburgemeester Deumens nauw aanleunende architect Edgar Vanderlinden werd alzo de brandweerbevelhebber (tot 31-12-1943).
Het vroegere brandweerkorps was wel nog in dienst bij de tragische ramp met het veerpont in Godsheide (14-02-1941) waar 35 kinderen en 2 volwassen het leven lieten.
De eerste brandweermannen in de nieuwe organisatie kregen pas in juni 1941 de eerste uitleg en les over de brandweerorganisatie.
Een centraal oproepsysteem via een druk op een knop in de politiepost en een elektrische bel bij iedere brandweerman thuis werd einde 1941 tegen een dure kost– en huurprijs geïnstalleerd (8000 Belgische frank aankoop en 8000 Belgische frank maandelijkse huur).
Op 29 april 1942 kwam de Hasseltse brandweer tussen in Tessenderlo bij de zware ontploffing in Tessenderlo Chemie. Bij deze ontploffing verloren 169 mensen het leven.
Gedurende de oorlogsjaren zou het brandweerkorps 15 keren tussenkomen bij bombardementen op Hasselts grondgebied. De eerste keer al in juli 1942 toen een Brits vliegtuig bommen liet vallen op de Botermarkt en Fruitmarkt. De zwaarste bombardementen waren deze tijdens het ‘Paasbombardement’ van 1944 in de omgeving van het spoorwegstation. Er vielen minstens 67 doden. De brandweermannen bleven echter actief onder een bommenregen en tussen de verschillende aanvalsgolven door. (Het verslag van deze interventie is nog altijd beschikbaar in het brandweerarchief).
Zondag 9 juli 1944 trok de volledige brandweer naar de brouwerij van Alken voor een gezamenlijke oefening met brandweer Sint-Truiden. Gezien het hele korps meeging was er geen transport genoeg en moesten verschillende brandweermannen met de fiets naar Alken. De oefening werd perfect verzorgd en met het nodige gerstenat achteraf zodat vele brandweermannen te voet ipv met de fiets naar huis moesten.
Hasselt werd bevrijd door de geallieerden op 7 september 1944. Maar op 5 november 1944 werd de Onze-Lieve-Vrouwkerk en zijn omgeving geraakt door een verdwaalde V1-bom en moesten de brandweermannen veel inspanningen leveren bij het blussen, puinruimen en bergen van de slachtoffers. 16 mensen lieten het leven.
Na de bevrijding maakte het gemeentebestuur een retrobeweging naar de tijd voor de oorlog en bracht de brandweer weer onder toezicht van de politie. De positieve ervaring, onder de oorlog, met een eigen korpsoverste werd weggeveegd en het werd weer zoals voor de oorlog onder commissaris Colemont.
Het is commandant Robert Vangeel die in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog werkt aan moderner materieel, een groter wagenpark en een betere infrastructuur. De kazerne aan de Walputstraat is dan al bijna 60 jaar in gebruik. De gebouwen zijn weinig functioneel en veel te klein voor de brandweerwagens.
Van Walputsteeg naar Oude Statie
Ter hoogte van de Oude Statie van Hasselt koopt de stad een opslagloods over van de brouwerij van Alken en op 18 december 1952 verhuist de brandweer van de Walputstraat naar de Sint-Truidersteenweg, aan de Oude Statie.
Deze ‘kazerne’ is weliswaar groter, maar de accommodatie voor het personeel is niet veel beter dan in het centrum van de stad. Bovendien, de naam zegt het zelf, ligt de kazerne pal naast de spoorlijn. Meer dan eens stonden de brandweerwagens te wachten voor een passerende trein.
Oude Statie (1952 – 1961)
Commandant Vangeel, en het hele korps met hem, nam zich voor om het arsenaal aan de Oude Statie zo snel mogelijk te kunnen verruilen voor een kazerne met een betere ligging, voldoende ruimte en accommodatie en met mogelijkheden tot uitbreiden. Al in 1954 ging de brandweer op zoek naar een geschikte bouwplaats en naar de nodige budgetten. Maar het dossier kwam pas echt in een stroomversnelling toen de overweg naast de kazerne moest plaats maken voor een brug.
Van Oude Statie naar Willekensmolenstraat
In 1958 werden de plannen goedgekeurd voor de bouw van de brandweerkazerne aan de Willekensmolenstraat en met de nodige vertraging – de aannemer ging tijdens de werken failliet – kon de brandweer op 20 maart 1961 verhuizen van de Oude Statie naar de Willekensmolenstraat.
In de jaren ’60 en ’70 ging de brandweer van Hasselt door een periode van groei. Zowel het wagenpark als het personeelsbestand breidden uit, waardoor aan het eind van 1980 gestart werd met de uitbreidingswerken van de kazerne aan de Willekensmolenstraat.
We schrijven twintig jaar later, wanneer onder leiding van commandant Van Rompaey en later commandant Vangeneugden de eerste ideeën de ronde doen om uit te kijken naar een andere locatie voor de brandweerkazerne. De gebouwen aan de Willekensmolenstraat zijn aan modernisering toe en er bestaat een grote kans dat Hasselt over een "Eenheid van de Civiele Bescherming" zal gaan beschikken. In dat geval is de meest voor de hand liggende oplossing een nieuwe kazerne die gedeeld wordt door brandweer en civiele bescherming.
Van Willekensmolenstraat naar Zwarte-Brugstraat
In 2004 komt commandant Swijsen aan het hoofd van de brandweer van Hasselt. Hij werkt verder met het idee voor een nieuwbouw. Geen eenvoudige opgave, want de omstandigheden veranderen meer dan eens. Zal de Civiele Bescherming inderdaad uitbreiden of zal ze daarentegen inkrimpen? Jarenlang blijft de beslissing achterwege en intussen is er ook sprake van een nieuwe kazerne voor de politie.
In 2014, na lang wachten, veel overleg en veel geduld, valt de beslissing: brandweer Hasselt krijgt een nieuwe kazerne aan de Herkenrodesingel, waar ook de lokale politie LRH en een aantal diensten van de FOD Binnenlandse Zaken (CIC, 112, Veiligheidskorps, gevangeniswezen, ...) onderdak zullen krijgen. Omdat vanaf 1 januari 2015 de brandweer overgaat in hulpverleningszones, wordt beslist dat ook de zonale administratieve diensten in het nieuwe gebouw onderdak zullen krijgen.
In april 2016 starten de grondwerken. Twee jaar en enkele maanden later, op dinsdag 26 juni 2018, verhuizen alle brandweervoertuigen én het personeel van post Hasselt én de technische en administratieve diensten van hulpverleningszone Zuid-West Limburg naar het nieuwe gebouw op Campus H, zoals de site aan de Zwarte-Brugstraat genoemd wordt. Niet veel later verhuizen ook de federale diensten van FOD Binnenlandse Zaken en Justitie en de lokale politie Limburg Regio Hoofdstad.